Het nieuwe decreet werd op 2 oktober 2017 gepubliceerd in het Belgisch staatsblad en ging in voege op 1 januari 2018.
Het decreet stapt af van de opdeling van organisaties in werksoorten en legt niet langer een welbepaalde combinatie van functies op. Dit betekent dat organisaties – behalve de volkshogescholen – nu zelf vrij kunnen kiezen op welke functies zij willen inzetten om hun visie en missie te realiseren. Zij kiezen een mix van minimaal twee functies die zij als hun kernfuncties beschouwen.
Organisaties zullen geëvalueerd en beoordeeld worden op basis van een kwalitatief beoordelingskader. Kwantitatieve normen zijn dus niet langer een subsidiecriterium. Kwantitatieve gegevens maken wél deel uit van de subsidieaanvraag en het voortgangsrapport om de omvang van de werking en de resultaten in kaart te brengen.
Een andere belangrijk krachtlijn in het nieuwe decreet is dat sociaal-culturele volwassenenorganisaties erkend worden als belangrijke civiele actoren in het middenveld. In dat middenveld hebben zijn drie maatschappelijke rollen te spelen: de verbindende rol, de kritische rol en de laboratoriumrol. De werking die zij ontplooien moet dan ook bijdragen aan het vervullen van die rollen.
Verder legt het decreet nog sterker de nadruk op sociaal-culturele participatie en stelt het dat sociaal-culturele volwassenenorganisaties zich moeten richten op mensen in hun vrije tijd.
Meer informatie over het decreet vind je op de website van Socius.


